In de reeks ‘genieten van het vaderschap’ geeft Armand Sag wekelijks een inkijkje in zijn leven en vaderschap. Ook reflecteert hij op de rol die de vader in onze samenleving heeft. Deze keer schrijft Armand over hoe hij samen met met zijn kinderen tot een exclusieve club behoort.
Het lijkt inmiddels alweer een eeuwigheid geleden. In een persoonlijk gesprek met Prof. Louis Tavecchio – emeritus hoogleraar in Pedagogiek met een specialisatie in het vaderschap – in 2020 vertelde ik enthousiast dat mijn zoontje ook al groene ogen kreeg. Eerder waren de grijze ogen van mijn dochtertje eveneens groen geworden. Ik leerde toen dat elk kind in beginsel blauwe of grijze ogen heeft en dat later pas – als het kind enkele maanden oud is – zijn of haar ‘echte’ oogkleur zichtbaar wordt. Ik had dus ‘two for two’ met mijn zoontje. Kalm antwoordde Louis: “Mooi is dat hé? Als ze op je beginnen te lijken?”. Nog steeds galmen die woorden na in mijn oren. Ik vind het inderdaad erg leuk en mooi dat mijn beide kinderen op mij lijken; zowel uiterlijk als innerlijk. Mijn zoontje is een soort mini-me.
Dezelfde groene ogen
Zelf vind ik het vooral prachtig dat hij mijn groene ogen heeft, overigens net als zijn zus. Met zijn drieën horen we dus tot de twee procent van de wereldbevolking die groene ogen hebben, een absolute zeldzaamheid binnen één gezin. Kortom: we behoren tot een exclusieve club. Het is nog specialer omdat de ‘groene ogen’-genen alleen vanuit mijn kant zijn gekomen en eigenlijk dus het onderspit zouden delven als de moeder haar (bruine) ogen zou hebben doorgeven. Volgens het Consultatiebureau heb ik “blijkbaar dominante genen”. Het maakte me trots toen ik dat hoorde. Het zijn toch maar MIJN genen die de bovenspit drijven. Dat het eigenlijk allemaal een genetisch toeval is, doet mij niks. Toeval of niet, ze lijken op mij en ze hebben beiden mijn groene ogen. Mijn. En dat is erg leuk.
“Wat lijken jullie op elkaar”
Bij mijn dochtertje gebeurt het nu bijna dagelijks dat iemand ons op straat aanspreekt met “Wow, jullie lijken echt heel erg op elkaar.”. Toen ik een paar jaar geleden een kennismakingsgesprek had met haar schooljuf, zei die ook ineens midden in ons gesprek “Nou sorry, maar ik moet dit even kwijt. Ik zie nu echt van wie zij die groenen ogen heeft. Echt sprekend.”. En ik natuurlijk glunderen. De rest van dat schoolgesprek kan ik me niet eens herinneren, maar wel die woorden. Nu gebeurt dat ook steevast met mijn zoontje. Het zorgt voor een klik. Mijn dochtertje begint het nu ook steeds meer te herhalen. “Wij zijn één gezin en daarom hebben we alle drie groene ogen, zo weten mensen dat we bij elkaar horen als we ooit kwijtraken.”, zegt ze op haar schattige wijze terwijl ze mij strak en serieus aankijkt met haar – inderdaad! – grote groene ogen. En uiteraard beaam ik dit elke keer weer opnieuw. “Ja liefje, wij zijn één gezin en daarom hebben we groene ogen. Zo weten we dat we bij elkaar horen.”
Wij horen bij elkaar
Tevreden loopt ze dan naar haar broertje om hem uit te leggen dat we alle drie groene ogen hebben. Gezien zijn jonge leeftijd kan hij alleen maar vragend naar zijn zus kijken maar het blijft aandoenlijk om aan te horen hoe zij het hele verhaal opnieuw vertelt aan haar broertje. Op dat moment neem ik een foto van de kids en stuur ik het door zonder enig bijschrift of een context. “Jezus, wat lijken ze veel op jou man…”, krijg ik als reactie terug. Ik glimlach en luister verder naar mijn dochtertje die nog steeds bezig is om haar broertje uit te leggen dat we alle drie groene ogen hebben.
Ze eindigt steevast met “Maar jouw en mijn mama heeft geen groene ogen, maar dat maakt niet uit.”. Daar speel ik snel op in door te zeggen dat ze met mama ook een gezin vormen maar dan op basis van andere dingen, zoals bijvoorbeeld lichaamsbouw. Ze knikken mee terwijl ze beamen dat de ogen wel ons dingetje zijn. Nee, die groene ogen delen we verder met niemand en dat zal niemand ons ook kunnen afnemen. Hoe frappant dat zoiets kleins (letterlijk en figuurlijk), ons zo dichter bij elkaar kan brengen als gezin. Groene ogen, het blijft toch ons dingetje. Alleen wij drieën, en 2% van de wereldbevolking dan, maar verder niemand.
Armand Sag (1984) is vader van een dochter (2015) en zoon (2019) en student Ecologische Pedagogiek. In 2020 was hij een van de hoofpersonen in de NPO-documentaire Verstoten Vaders. Met zijn eigen ervaring als uitgangspunt maakt hij zich hard voor de bewustwording rondom het belang van betrokken vaderschap. Elke woensdag verschijnt zijn nieuwe column op VADER Magazine.